Op een feestje in juli 1969 kwam Keith Richards, de gitarist van The Rolling Stones, op het idee om een geïmproviseerd lied te maken met behulp van een doos met percussie-instrumenten. Elke gast, waaronder Paul McCartney van The Beatles, pakte een willekeurig instrument uit de doos en begon te spelen. Charlie Watts, de drummer van The Rolling Stones, begon een basisritme te spelen, en de andere muzikanten deden mee door percussiepartijen te improviseren. Het resultaat was een spontane jamsessie die enkele uren duurde en uiteindelijk leidde tot het nummer "You Can't Always Get What You Want" dat later werd opgenomen. Dit verhaal is legendarisch geworden in de geschiedenis van de rockmuziek, omdat het de creativiteit en spontane geest van grote muzikanten illustreert.